We gingen aan de slag met de tekst van de week. We schreven de zinnen over in ons taalschriftje. Dan gingen we op zoek naar de hakjes ( = we horen 'u', maar we schrijven 'e'). We vonden 3 soorten:
- korte woordjes met 1 klapje zoals de, het, er,...
- woorden met een hakje vooraan zoals gezien en geweest.
- woorden met een hakje achteraan zoals hebben en waren.
We schreven deze woorden op in ons boek en we vulden aan met gelijksoortige woorden die we zelf vonden.
We vonden in het woord 'springkastelen' 2 woorden terug: spring en kastelen.
Er bestaan nog zulke woorden. Ah ja, bijvoorbeeld springbal! We deden een quiz. Ik tekende op het bord twee voorwerpen (vb. een schoen en een doos) en de kinderen zochten om welk samengesteld woord het ging.
Rekenen
We gingen van start met de te veel oefeningen! We deden dit met behulp van materiaal. Eerst met de staafjes van 10 en de blokjes van 1. Daarna met een kaart waarop de staafjes en de blokjes staan afgebeeld.
10 blokjes vervang ik door een staaf.
Dan de rest van de blokjes erbij!
Kennis van de rekenrijen is hierbij zeer belangrijk!
We herhaalden wat we vorige week leerden over de kilogram en het gebruik van de balans.
We maakten groepjes met noten. Dit is een eerste kennismaking met de keer/maal handeling, het prille begin van de maaltafels!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten